De Boeddha en de bedelaar

5 oktober 2019

Ik wil je een verhaal vertellen dat ik voor het eerst hoorde van een Thaise verteller. Het verhaal bezorgt je kippenvel over je hele lijf. Het verhaal is prachtig, diep en vol van lessen. Op Terra Nova heb ik het verhaal vaker verteld bij het kampvuur en altijd weer maakt het indruk. Het verhaal heet ‘De Boeddha en de bedelaar’.

 

De Boeddha en de bedelaar.

In een grote stad, ergens in Thailand, woont een jonge bedelaar. Elke dag dwaalt hij rond, op zoek naar een manier om zijn kostje bij elkaar te krijgen. Elke dag lukt het hem om net genoeg eten bij elkaar te sprokkelen om te kunnen overleven. Hij probeert wat van het eten te bewaren, maar in de nacht raakt hij er altijd een beetje van kwijt. De bedelaar begrijpt niet waarom zijn eten verdwijnt en besluit op een goede nacht om wakker te blijven, zodat hij kan zien wat er gebeurt.

 

Ergens in de nacht ziet de bedelaar een kleine muis verschijnen. Het diertje scharrelt rond, ook op zoek naar voedsel, en neemt wat weg van het voedsel van de jonge bedelaar.

“Stop”, zegt de bedelaar en hij vraagt het muisje: “Waarom steel je mijn eten?”

De muis kijkt de bedelaar aan en antwoord: “Omdat ik honger heb”.

“Maar waarom pak je eten van mij?” vraagt de bedelaar. “Ik ben maar een arme bedelaar, ik heb al zo weinig. Waarom pak je geen eten van een rijke man, die het wel kan missen?”

De muis kijkt de bedelaar rustig en bedachtzaam aan en antwoord vervolgens: “Ik weet het niet. Het is je lotsbestemming. Ik weet niet waarom, maar de Boeddha kan het je vertellen.”

De bedelaar is verbaasd over dit antwoord, maar één ding weet hij zeker: hij wil weten waarom dit zijn lotsbestemming is. Diezelfde nacht nog vertrekt de jonge bedelaar, op zoek naar de Boeddha die, zo heeft hij gehoord, in een paleis honderden kilometers verderop leeft.

 

Dagen en nachtenlang loopt de jonge bedelaar, op pad naar de Boeddha. De dagen zijn heet en vermoeiend en de nachten, die de bedelaar samen met zijn schamele bezittingen spendeert in de open lucht, zijn streng. Na een lange tijd reizen, ziet de bedelaar in de verte een groot, groot landhuis. Hij besluit zijn geluk te beproeven en hij klopt op de deur om te vragen om onderdak.

 

Een grote, joviale man opent de deur en de bedelaar zegt: “Goedendag, beste man. Ik heb een lange reis gemaakt en heb nog een lange weg te gaan. Ik wil u vragen of ik hier wellicht zou mogen overnachten?”

 

De joviale man kijkt naar de jonge bedelaar en hoeft niet eens na te denken voordat hij zegt: “Natuurlijk, beste jongen. Een jongeman als jij hoort niet buiten te slapen. Je zult vanavond met ons mee-eten en vannacht zul je heerlijk slapen in een bed in één van onze gastenvertrekken.”

 

De bedelaar is de joviale man erg dankbaar en neemt zijn intrek in zijn kamer voor die nacht. Die avond nuttigt hij zijn maaltijd met de joviale man, die een interessant gesprekspartner blijkt. De man vraagt aan de bedelaar:

“Waarom, als ik mag vragen, ben je op reis?”

“Ik ben op reis om de Boeddha te bezoeken”, antwoord de bedelaar. “De Boeddha kan mij meer vertellen over mijn lotsbestemming.”

“Dat is geweldig”, reageert de man direct. “De Boeddha! Ook ik heb een belangrijke vraag aan de Boeddha. Onze dochter is al zeventien jaar, maar toch heeft zij in haar leven nog geen woord gesproken. Mijn vrouw en ik zijn bang om haar. Wij vrezen dat geen enkele man haar zou willen huwen en dat zij onverzorgd achter zal blijven. Wil jij, beste jongen, voor mij aan de Boeddha vragen waarom mijn dochter niet spreekt en wat wij moeten doen om dit te verhelpen?

“Natuurlijk wil ik dat”, antwoord de bedelaar zonder aarzelen. “U bent zo vriendelijk geweest om uw maaltijd met mij te delen en uw huis deze nacht voor mij open te stellen. Het is mijn plezier om uw vriendelijkheid te beantwoorden door uw vraag te stellen aan de Boeddha.”

 

Beiden dankbaar voor de uitwisseling, sluiten de jonge bedelaar en de gastvrije man de avond af, waarna de bedelaar tevreden in slaap valt in zijn vertrek voor die nacht. De volgende ochtend ontwaakt de bedelaar vroeg en vervolgt hij zijn voettocht naar de Boeddha. In de verzengende zon en koude nachten trekt hij weer enkele dagen verder, tot hij aankomt bij een grote rivier. Aan weerszijden van zich treft de jonge bedelaar geen brug en de rivier is veel te breed om doorheen te waden. Zwemmen kan de jonge bedelaar niet. Triest omdat hij zijn reis niet kan vervolgen, zit de bedelaar op een steen, als ineens een grote schildpad aan de oppervlakte komt.

 

“Waarom kijk je zo triest?” vraagt de enorme schildpad.

“Oh schildpad”, zegt de bedelaar. “Ik ben op weg naar de Boeddha, maar ik kan niet zwemmen en weet niet hoe ik deze rivier moet oversteken. Kun je me helpen? Mag ik op jouw rug de rivier oversteken?”

“Natuurlijk”, antwoord de schildpad en de bedelaar klimt op zijn rug, waarna ze samen naar de overkant van de rivier vertrekken.

 

Na een tijdje vraagt de schildpad aan de bedelaar: “Jongeman. Als ik zo vrij mag zijn: waarom ga je naar de Boeddha?”

“Ik wil de Boeddha vragen wat mijn lotsbestemming is en waarom het mijn lotsbestemming is”, antwoord de bedelaar.

“Oh”, antwoord de schildpad en hij vervolgt na een tijdje: “Wil je voor mij een vraag stellen aan de Boeddha? Al vijfhonderd jaar probeer ik een draak te worden, het is mijn bestemming. Al vijfhonderd jaar probeer ik, maar ik ben er nog steeds niet in geslaagd en ik weet niet meer wat ik moet doen. Wil je voor mij aan de Boeddha vragen hoe ik mijn bestemming vervul en een prachtige draak word?”

“Natuurlijk wil ik dat. Je hebt me fantastisch geholpen, schildpad, en het is niet meer dan normaal dat ik ook jou help”, antwoord de jonge bedelaar. Na het bereiken van de overkant, springt hij van de rug van de schildpad, bedankt hij hem en loopt hij door, zijn pad naar de Boeddha vervolgend.

 

Na wederom dagen en nachten in kou en hitte te hebben gelopen en overnacht, stuit de bedelaar op zijn volgende obstakel. Een berg doemt op voor hem, enorm en fier. Witte toppen van de sneeuw lijken zich dreigend boven hem uit te strekken en de bedelaar vraagt zich af hoe hij ooit, blootsvoets, over het gebergte heen kan komen.

 

Plots gebeurt er iets. Naast de bedelaar verschijnt, als uit het niets, een stokoude man, met een lange, grijze snor en baard. In zijn hand houdt hij stevig een staf geklemd.

 

“Waar ben jij naartoe onderweg”, vraag de oude man.

“Beste man’, antwoord de bedelaar: “Ik moet mijn pad volgen tot voorbij deze berg, maar ik weet niet hoe. De berg is zo hoog en ik ben niet in staat om erover heen te geraken.”

“Geen probleem”, antwoord de oude man, terwijl hij zwaait met zijn staf, die magische eigenschappen blijkt te hebben. In een oogwenk verschijnt om de jonge bedelaar en de oude man, de magiër, een grote wolk, die hen optilt en over de berg draagt. Eenmaal geland vraagt de magiër aan de bedelaar: “Waar leidt je pad heen, nu je het obstakel van de berg hebt overwonnen?”

“Mijn pad leidt me naar de Boeddha, zodat ik aan hem kan vragen over mijn lotsbestemming”, luidt het antwoord van de jonge bedelaar. Verrukt kijkt de magiër op en roept:

“De Boeddha! Daar heb ik ook een vraag aan. Al duizend jaar probeer ik in de hemel te komen. Duizend jaar! En nog steeds lukt het mij niet, wat ik ook doe. Beste jongeman, zou jij voor mij aan de Boeddha willen vragen hoe ik in de hemel kom?” Vraagt de magiër.

“Natuurlijk wil ik dat. U heeft mij goed geholpen: ik ben blij dat ik u een wederdienst kan bewijzen”, antwoord de bedelaar.

 

De bedelaar vervolgt zijn weg naar het paleis van de Boeddha, dat nu binnen bereik ligt. Na een halve dag lopen, treft hij het paleis van de Boeddha, dat hij vol goede verwachting betreedt. Hij komt binnen in een overvolle zaal en hoort de Boeddha nog net zeggen: “Vandaag krijgt eenieder van mij de kans om precies drie vragen te stellen. Ruimte voor meer vragen, is er niet.”

 

De bedelaar hoort de Boeddha en zijn hart zinkt hem in zijn schoenen. “Wat moet ik doen?” vraagt hij zich af. “Ik heb drie vragen te stellen: die van de gastvrije man, die van de schildpad en die van de magiër. Maar ook mijn eigen vraag, over mijn lotsbestemming, is belangrijk voor mij. Het is waarom ik deze reis heb ondernomen.”

 

De jonge bedelaar besluit ter plekke om de vragen van zijn drie helpers voor zijn eigen vraag te plaatsen. Drie altruïstische wezens hebben hem goed geholpen en hij heeft beloofd hen een wederdienst te bewijzen. Hij leeft zijn leven zelf al jaren als bedelaar en kan dit blijven doen, hij wordt er niet minder van.

 

De jonge bedelaar wacht rustig af en, als het zijn beurt is om de Boeddha te spreken, stelt hij de prangende vragen van drie zojuist verworven vrienden. De Boeddha kijkt naar de jonge bedelaar en antwoord zuiver: “De dochter van de gastvrije man zal spreken zodra zij haar zielsverwant in de ogen kijkt. De schildpad zal een draak zijn, maar slechts wanneer hij uit zijn schulp kruip en zijn schild achter zich zal laten. En de magiër kon al die tijd al naar de hemel opstijgen: hij hoeft slechts zijn magische staf op te geven.”

 

De bedelaar dankt de Boeddha voor zijn antwoorden en begint aan zijn weg terug, opgewonden omdat hij zijn drie helpers de antwoorden kan geven die zij zo lang zochten.

 

Aangekomen bij de berg verschijnt de magiër voor de bedelaar. Hij zwaait met zijn magische staf en een wolk verschijnt en tilt de magiër en de bedelaar over de berg naar veilige grond. Dan kijkt de magiër de bedelaar aan en vraagt hem of de Boeddha een antwoord heeft op zijn prangende vraag: hoe kan hij na al die jaren opstijgen naar de hemel.

De jonge bedelaar vertelt de magiër dat hij de macht om op te stijgen al die tijd al heeft gehad. Hij hoeft alleen maar zijn magische staf op te geven: daaraan is de magiër teveel gehecht.

 

Het gezicht van de magiër klaart op. “Natuurlijk”, roept hij. “Mijn staf heeft mij goed gediend, maar in de hemel heb ik hem niet nodig. In de hemel kan ik er vrij van zijn. Jongeman, ik ben je eeuwig dankbaar dat je mij het antwoord op mijn vraag hebt bezorgd. Mijn staf wil ik graag overdragen aan jou”, zegt de magiër, en hij reikt de bedelaar zijn staf toe.

 

De jonge bedelaar is blij dat hij heeft kunnen helpen en neemt dankbaar de staf van de magiër aan. Zodra de staf is overgedragen, stijgt de magiër op naar de hemel. De bedelaar is op dat moment geen bedelaar meer: hij is een magiër geworden. Hij zwaait met de magische staf en een wolk verschijnt, die hem naar de rivier en de schildpad brengt.

 

De reuzeschildpad ziet de jonge magiër staan en zwemt hem tegemoet. Hij vraagt: “Jonge vriend, wat fijn je weer te zien. Ik hoop dat je de Boeddha hebt bereikt en dat je antwoorden hebt gekregen op de vragen over jouw lotsbestemming. Heb je ook de vraag kunnen stellen die ik aan je heb meegegeven?”

“Lieve schildpad”, begint de jonge magiër, die geen bedelaar meer is. “Lieve schildpad, ik heb jouw vraag kunnen voorleggen aan de Boeddha en hij heeft mij geantwoord. Je zult een draak zijn, maar alleen als je uit jouw schild komt.”

 

De schildpad krijgt grote ogen wanneer hij het beseft: hij had altijd al draak kunnen worden, maar daarvoor moet hij uit zijn schulp kruipen. Onmiddellijk verlaat hij zijn schild en als bij toverslag transformeert hij in een geweldige draak. De jonge magiër kijkt, zichtbaar onder de indruk, naar de voormalige schildpad. Prachtige, sterke, glanzende groene schubben, twee enorme en krachtige vleugels en een meterslange, sierlijke staart zijn wat hij ziet.

 

“Vriend”, spreekt de draak. “Ik dank je voor de wijsheid die de Boeddha jou voor mij heeft geschonken. Mijn schild laat ik voorgoed achter me: het schild en alles wat zich daarin bevindt, zijn nu van jou.”

 

Voldaan vliegt de draak de horizon tegemoet, terwijl de jonge magiër verwonderd het schild binnenloopt. Hij kijkt zijn ogen uit: in het schild bevinden zich ontelbare rijkdommen: prachtige, enorme paarlen, die de schildpad in zijn 500 jarig bestaan heeft opgedoken in de diepte. De voormalig bedelaar is nu niet alleen een magiër: hij is schatrijk. Hij zwaait met zijn staf en verdwijnt, met al zijn nieuwe rijkdommen, in een grote wolk die hem naar het huis van de gastvrije man vervoert.

 

De man begroet de jonge magiër als een oude vriend en vraagt: “Beste jongen, vertel mijn alsjeblieft… Heb je een antwoord? Heeft de Boeddha je kunnen vertellen hoe mijn dochter kan worden gered?”

 

De jonge, rijke magiër kijkt de gastvrije man aan en glimlacht. “Vriend”, zo begint hij. “Je dochter zal spreken. Ze zal spreken zodra zij haar zielsgenoot in de ogen kijkt.”

 

Op dat moment komt een prachtige, vriendelijke jonge vrouw om de hoek gelopen en zegt: “Vader, is dit de jongeman die vorige week in onze vertrekken is verbleven?”

 

Een week na zijn aankomst bij het huis van de gastvrije man, trouwt de jonge, voormalig bedelaar met diens dochter. Vanaf dat moment heeft hij een familie, liefde, macht en rijkdom. Zijn bestemmingsvloek is gebroken. Zijn karma, zijn bestemming en zijn leven zijn volledig veranderd en het leven lacht hem toe.

 

Waarom vertel ik je dit verhaal

Dit verhaal vertel ik jou omdat het zo prachtig gelaagd is. Er zijn meerdere boodschappen die jou verder helpen naar een lichter en gelukkiger leven.

 

Het verhaal van de bedelaar vertelt je het belang van onbaatzuchtigheid: hoe je een lichter en gelukkiger mens wordt door er te zijn voor anderen, door anderen te helpen.

 

De dochter van de gastvrije man is op zoek naar haar stem, die als vanzelf komt wanneer ze haar zielsverwant in de ogen kijkt. De les die je hieruit kunt putten is even eenvoudig als mooi: we kunnen een leven lang op zoek zijn terwijl we alleen maar hoeven te wachten. Wachten tot de ideale omstandigheden zich voordoen.

 

De schildpad wil al jaren een draak worden: hij wil tot bloei komen. Hij wil zijn volle kracht benutten, maar weet niet hoe. De Boeddha biedt hem (en jou) daarop het enige antwoord: als je wilt zijn wie je bent, als je je potentieel volledig wilt ontsluiten, dan hoef je alleen maar uit je schulp te kruipen.

 

En tenslotte de magiër, die graag wil opstijgen naar de hemel. Veel lichtwerkers bezitten een bepaalde magie, maar zijn te gehecht aan hun methoden, aan hun kracht. Durf dat los te laten en je zult zweven en loskomen.

 

Hopelijk heb je net zo van dit verhaal kunnen genieten als ik. Wil je me het verhaal horen vertellen? Klik dan op deze onderstaande link.

 

Leef licht,

R

 

Deel dit!

Één suggestie bij “De Boeddha en de bedelaar

  1. Jean-Marie Elst zegt:

    Beste allen,
    Dit verhaal zou iedere mens hoeven te lezen. Het is een verhaal van dienstbaarheid, nederigheid, dankbaarheid en respect. Als we allemaal daarvan maar een beetje hebben zou het leven er voor iedereen mooier uitzien.

    Dank je dat ik dit kon lezen,

Een bericht schrijven

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *